”Waarom zou men een begraafplaats in het midden van een bos plaatsen?” Mompelde ze naar Aquila, wie van haar schouder oversprong naar de grafsteen. Vonken schoten over van de pokémon, en Vita’s lippen trokken omhoog in een glimlach. Juist. Alhoewel haar pokémon niet terug kon praten, nam ze de vonken aan als een poging tot communicatie. Misschien had hier ooit een dorp gelegen, of was dit een begraafplaats voor nomaden, jagers, mensen die niet in de steden waren opgegroeid. Als ze nou gewoon de naam kon lezen van de overleden persoon, dan kon ze deze opzoeken op haar holocaster en…
Een gure wind trok aan haar jas. De rillingen liepen over haar rug, en haar maag draaide misselijkmakend - een instinctief gevoel, het gevoel dat iets niet klopte hier. Haar rug brandde van de ogen die ongetwijfeld op haar gericht waren, maar een fight-or-flight instinct bleef uit. Haar hand viel langs de ruwe grafsteen neer op de grond. Was het een geest? Was het een persoon? Was het mega mindy? Nee, dat was het niet.
Tergend langzaam draaide ze haar hoofd. Twee gele ogen staken sterk af tegen de mist, een zicht die ze niet snel meer zou vergeten. Voorzichtig duwde ze zichzelf omhoog, de pokémon maakte een angstaanjagend geluid. Blijf uit mijn buurt. Vi wist het niet zo. Ze zette een stap dichterbij, onzeker of dit een vriend of een vijand zou zijn. Aquila koos echter voor haar, de pokémon schoot van de grafsteen af en rende met haar vonkengevulde vacht op het monster af en -
Een schreeuw weerklonk. De gele ogen trokken zich haastig terug in de mist, Aquila’s aanval mistte grandioos. De gele bug-pokémon bleef verbijsterd stilstaan, want haar tegenstander was gevlucht. Voor haar. Vita zuchtte. ”Het is oké,” mompelde ze toen de pokémon haar uitdrukking opvatte als teleurstelling. ”Kom, we gaan.” Ze had immers graag geweten wie-
Haar pas staakte, haar blik bleef hangen op een grafsteen in de verte. De gele ogen waren onmiskenbaar, ze keken haar van een afstand aan. Bange, groot opgezette ogen, ogen van een pokémon die niet wilde rennen, maar ook niet dichterbij wilde komen. Haar hoofd tilte wat naar de zijkant, een gepuzzelde blik op haar gelaat. Waarom? Voorzichtig deed ze een stap dichterbij, waarna ze zich kleiner maakte dan ze al was. ”Het is oké.” Herhaalde ze, dit keer naar de pokémon in de verte. ”Ik doe je niks.” En dat was een belofte.
Het duurde minuten voordat de pokémon zich vanachter de steen durfde te laten zien. Zijn lichaam werd verlicht door de maan, een bulbasaur.. maar not quite. Er was niks te bekennen van de frisse groene kleuren van een bulbasaur, in plaats daarvan was de pokémon donkerblauw of paars, een pompoen rustte op zijn rug in plaats van een bloem. Haar frons werd groter. Traited? Maar waarom? Waarom op deze manier? Had iemand dit..
Een gil weerklonk uit de verte, en de pokémon trok zich angstig terug. Trillend bleef het beestje achter de grafsteen zitten, het oogde bijna alsof hij hier was achtergelaten door iemand, alsof hij geen uitweg kende, geen uitweg durfde te maken. Iets wat ze begreep, ergens diep in haar hart. De eerste stap was altijd het moeilijkst. Misschien..
”Zou je met mij mee willen?” Weerklonk haar stem, twijfelend een pokéball uit haar zak vissend. Misschien kon ze ook voor hem de eerste stap zetten. Weg van hier, weg van het gegil van al die mensen, weg van wat hem hier op de eerste plaats in de steek had gelaten.