De Kecleon sloeg zijn armpjes over elkaar. Jörfi voelde zijn mond droog worden. Wat als hij niet wilde helpen? Dan wist hij echt niet wat hij moest doen om Elvin weer terug te krijgen. Gelukkig knikte de Kecleon toen. Hij had niet eens door dat zijn schouders gespannen samen waren getrokken. Die ontspanden weer. Hij ging voor de Kecleon zitten. Nadat hij eerst de lucht goed had afgespeurd of de Talonflame niet ineens weer op hun zou duiken. Toen wees hij naar een plasje modder naast hun. “Je mag eerst wel de streep verstoppen?” De Kecleon knikte weer. Rolde zich om in het plasje modder en plakte er blaadjes tegenaan. Zoals Jörfi eerder verteld had. Toen ging ze weer bij hem zitten. “We moeten de boom in zien te komen.” Vervolgde hij toen zachtjes. Hij keek weer naar de immens hoge boom. Uitdagend zou het worden, dat zeker. Toch was het de enige manier om bij Elvin te komen. Hij moest zijn Tepig bevrijden. “Ik ga voor, wil jij dan Bind doen boven ons. Dan kunnen we ons daar aan vasthouden.” Even fronste de Kecleon, maar daarna knikte ze weer. Voorzichtig slopen ze terug naar de boom, maar voor nu leek de Talonflame weg.
Hij klom eerst de boom in. Er was weinig aan de stam om grip op te krijgen. Gelukkig deed de Kecleon al snel Bind rond de boom. Dat scheelde een heel stuk. Nu had hij plek om zijn voeten neer te zetten. Het ging niet snel, maar ze kwamen omhoog. Elke keer deed de Kecleon weer Bind op de stam. Totdat ze in de top kwamen en Jörfi het nest in kon klimmen. De Kecleon kwam vlak achter hem aan. De Kecleon bleef wel onzichtbaar, maar hij hoorde hem achter hem scharrelen. Elvin knorde zachtjes. “Elvin.” Zei hij overgelukkig. De Tepig kwam naar hem toe en duwde zich tegen hem aan. “Snel in je pokéball.” Hij liet zijn Tepig terug in zijn ball, want met hem ook nog in zijn armen kwam hij nooit meer beneden. Was de Kecleon er eigenlijk nog? “We moeten gauw weer naar beneden.” Fluisterde hij. Toen klom hij weer over de rand. De strengen van de Bind zaten in ieder geval bij het eerste stuk nog. Terwijl hij weer naar beneden klom. Hij hoorde de Kecleon achter zich aankomen. Gelukkig ze was er nog. Hij voelde dat ze de Bind onder hen weer vernieuwde, omdat hij op sommige stukken ook al los had gelaten.